Artikelen uit Het Zoeklicht
Openbaring 12 (een groot teken in de hemel)
De antichrist en het herstelde Romeinse rijk
Het systeem Babel: een geheimenis
Daniël en zijn vienden in Babel
De Koning komt...
Hoe zal het aflopen...
"Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien..."
Wees moedig en trouw
(Het Zoeklicht nr. 22-
In Daniël 3 lezen we dat Nebukadnezar de opdracht gaf om een gouden beeld te maken. Zodra en feestelijke muziek klonk moest het beeld door alle volken, talen en naties aanbeden worden. Niet lang hiervoor kreeg de Babylonische koning een droom, waarin hij een reusachtig beeld zag en waarvan Daniël tot de koning zei: ‘gij zijt dat gouden hoofd’ (Daniël 2:28).
Profetisch gezien hebben deze twee ‘beelden’ veel te zeggen. Zo zien wij in het droombeeld
van Nebukadnezar de tijden der heidenen voor Israël (vgl. Lucas 21:24). En typologisch
zien wij in het gouden beeld een heenwijzing naar het beeld van de antichrist.
Na
het aangrijpende droombeeld kon Nebukadnezar niet meer slapen, want daarin gebeurde
iets bijzonders wat hem zeer verontrustte. Een steen raakte los van een berg waardoor
het droombeeld geheel verbrijzeld en verpulverd werd. Die steen werd tot een grote
berg en vervulde de gehele aarde. Figuurlijk zien wij in die steen Christus en Zijn
Koninkrijk. Deze Koning en Zijn koningschap heeft God in het bijzonder aan het volk
Israël beloofd (2 Samuel 7:16; Handelingen 1:6). Hij is de Wortel en het Nageslacht
van David (Jesaja 11:10; Openbaring 22:16), de Koning der Joden.
Het gouden beeld
Het
droombeeld zette Nebukadnezar tot nadenken. In plaats van dat hij nederig werd, liet
hij een beeld maken dat helemaal van goud was. Bij het Statenbeeld in de droom was
alleen het hoofd van goud. Kennelijk verzette en verhief Nebukadnezar zich tegen
de God van Daniël en koesterde hij een sterk verlangen in zijn hart dat het Babylonische
rijk voor altijd over de wereld zou heersen.
Nebukadnezar leed aan grootheidswaan,
dat is duidelijk. Zo durfde hij te zeggen, vlak voordat God hem krankzinnig maakte:
‘Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb…’ (Daniël 4:30). Zo zal er ook tijdens
de Grote Verdrukking een wereldleider opstaan die aan grootheidswaan zal lijden.
Net zoals Nebukadnezar destijds, zal hij een beeld laten maken dat door iedereen
op aarde aanbeden zal moeten worden. In Openbaring 11 wordt hij het Beest uit de
afgrond genoemd en in Openbaring 13 het Beest uit de zee. Maar eerst zal hij zich
voordoen als vredevorst, als de ruiter op het witte paard (Openbaring 6:2).
Hoe zag
het gouden beeld eruit?
Hoe het beeld van de Babylonische koning eruit zag weten we
niet precies. Daarvan staan in de Bijbel alleen de maten vermeld: 60 el hoog en 6
el breed. In onze maatstaf was het afgodsbeeld ongeveer 30 meter hoog en 3 meter
breed. Mogelijk was het gouden beeld een personificatie van de Babylonische koning.
Is dat niet de ultieme hoogmoed; het aan God gelijk willen zijn?
Nu staat er niet
dat het beeld de gedaante van een mens had. Sommigen denken daarom aan een vierkante
vrijstaande zuil in Egyptische stijl (een obelisk). Opmerkelijk is dat het beeld
in de vlakte van Dura werd opgericht. Daar werd volgens verschillende Joodse bronnen
ook de toren van Babel gebouwd (Genesis 11). De mensen zeiden toen: ‘laten wij ons
een naam maken’ (vers 4). Het kwam voort uit het streven van de mensen naar eenheid
en macht.
Het getal van de mens
Zes is het getal van de mens en de menselijke onvolmaaktheid.
Het getal van het Beest is ook het getal van de mens en heeft een getalswaarde van
driemaal zes. Het getal ‘666’ symboliseert daarom de onvolmaaktheid ten top! De antichrist
en de valse profeet zullen in de eindtijd een wereldgodsdienst oprichten. Net als
Nebukadnezar destijds, wil het Beest door zijn wereldreligie eenheid brengen in zijn
wereldrijk. De mensen waarover het Beest heerst zullen hem en zijn beeld moeten aanbidden.
We zien zoiets ook gebeuren in Noord-
Halverwege de laatste
Jaarweek zal de antichrist het vredesverdrag met Israël verbreken. Dan zal de grote
verleider zijn ware gezicht tonen. Volgens de profeet Jesaja zal het verbond een
verbond met de dood zijn en het verdrag een verdrag met het dodenrijk. Hij zal in
plaats van Christus komen, want elke knie zal zich dan voor de tegenstander moeten
buigen. Paulus zegt: ‘de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp
van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien,
dat hij een god is’ (2 Tessalonicenzen 2:4).
Daniëls vrienden knielden niet voor het
beeld en werden daarom in een brandende oven geworpen. Wie tijdens de Grote Verdrukking
het beeld van het Beest niet aanbidt, zal onthoofd worden. In Openbaring 20 staat:
‘en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om hun getuigenis van Jezus en
om het woord van God…’ (vers 4).
Daniëls vrienden beproefd
Bijzonder is dat de jonge
mannen ongeschonden uit de vuuroven kwamen. Zelfs hun kleding rook niet naar brandlucht.
Maar al had God dit niet voor hen gedaan, dan waren zij uit liefde voor Hem gestorven.
Ook nu zijn er veel christenen in de wereld die moeten lijden om hun geloof in Christus.
Zij lijden en sterven liever voor Hem, dan dat zij hun Gekruisigde en Opgestane Heer
zouden verloochenen.
Veel christenen in het westen willen niet voor Christus lijden.
Als het even kan blijven zij stil. Zij durven zich niet uit te spreken over de Bijbelse
principes. Sommigen vermijden het misschien wel bewust of lopen ervoor weg. Maar
de Bijbel is er duidelijk over, bijvoorbeeld als het gaat over samenwonen, het huwelijk
tussen man en vrouw, de evolutietheorie en de godheid van Jezus. Laat het voorbeeld
van Daniëls vrienden (en ook van onze broeders en zusters in de vervolging) ons tot
aanzet en voorbeeld zijn. De Bijbel roept ons op om moedig en trouw te zijn. Door
je geloof in Christus niet te verloochenen en te blijven bij de gezonde rechte leer
(Filippenzen 4:8-
Mogelijk kunnen
wij in de drie vrienden van Daniël een profetische heenwijzing zien naar de 144.000
verzegelden Israëlieten in de eindtijd. Ten tijde van de Grote Verdrukking zijn zij
onaantastbaar. Verder zien wij in Openbaring 12 dat de vrouw (Israël) zal vluchten
naar de woestijn. Daar zal God een deel van het volk bewaren, buiten het aangezicht
van de slang, voor een periode van drieënhalf jaar (vers 14).
Waar was Daniël? Waar
is de Gemeente?
De vraag die velen zich stellen is: ‘waar was Daniël?’ Bij de inwijdingsplechtigheid
van het beeld was hij niet. Zijn vrienden wel. Buigen voor het beeld zou hij nooit
gedaan hebben. Daarbij lettend op wat er van hem geschreven staat in hoofdstuk zes,
waar hij door zijn trouw aan God in de leeuwenkuil werd geworpen.
De vraag blijft:
‘Waar was Daniël?’ Velen zullen zich ten tijde van de Grote Verdrukking afvragen:
‘waar zijn al die christenen gebleven?’ Met enige voorzichtigheid vind ik het een
prachtige gedachte om in de afwezigheid van Daniël een heenwijzing te zien naar de
Opname van de Gemeente. Want die zal vóór de vuuroven van de Grote Verdrukking weggenomen
worden van de aarde (1 Tessalonicenzen 1:10; 5:9).
“Zo zegt de HERE, de Koning en Verlosser van Israël, de HERE der heerscharen:
Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God”
(Jesaja 44:6).